hans groen *17 09 1959 - †11 08 2022


« | »

gastvrije gemeenschap (5) – zorg hoort bij de maatschappij

Als overheid en beleidsmakers het over ‘gemeenschap’ hebben, voel ik mij altijd ongemakkelijk. Eén reden is, zoals we zagen bij de Bijlmerramp, dat de overheid altijd een incompleet beeld heeft van de gemeenschappen in de maatschappij. Een ander punt is, dat de overheid niet meer dan generiek over ‘gemeenschap’ kan spreken. De overheid kan niet aangeven wélke gemeenschap aan zet is, en wát die gemeenschap dan zou moeten doen. Ik denk dat die onmogelijkheid ten grondslag ligt aan de problemen die zich nu met de ‘participatie maatschappij’, de jeugdzorg, Wmo, en voorzieningen voor ouderen, voordoen.

Stel jij en je partner zijn geboren in Alkmaar. Jij vindt werk in Gouda, je partner in Zwolle. Dan is het handig om in Amersfoort te wonen. Als je kinderen hebt, zul je in ieder geval daar wel ingebed raken. Maar dan wordt je ouder, de kinderen werken in Groningen en Den Haag. Je gaat met pensioen, en jullie verhuizen terug naar Alkmaar. Na een paar jaar overlijdt je partner en jij zit thuis: veel mensen uit je jeugd zijn zelf vertrokken, je familie is deels uitgevlogen, soms al overleden, andere vrienden overlijden, dus waarom zit je hier? Dichterbij de kinderen lijkt lastig, maar die in Groningen zorgt dat je een zelfstandige ouderenwoning bij hem in de buurt kunt krijgen. Dus ga je naar Groningen. Maar je kunt de deur niet bij hem platlopen, en je bent niet meer zo gezond om er zelf op uit te gaan en nieuwe contacten te maken, met het gevolg dat je toch vereenzaamt. Dan verhuist je dochter uit Den Haag terug naar Alkmaar, en regel je dat je daar in een verzorgingshuis komt, want de jaren beginnen te tellen. Welke gemeenschap is aan zet om voor jou te zorgen?

Die situatie heb ik niet bedacht, maar van nabij meegemaakt, in grote lijnen. Het speelde allemaal in een tijd vlak voordat de ‘participatie maatschappij’ gepresenteerd werd, de WMO en Jeugdwet werden ingevoerd, het beleid erop gericht werd ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, en het al normaal was om te zeggen dat de ouderenzorg in Nederland schandalig was. Het moest gaan om vermaatschappelijking van de zorg, zorg in de gemeenschap, maatwerk, het probleemoplossend vermogen van de omgeving, de gemeenschap, versterken, en meer van dat moois. Het lijkt er intussen sterk op dat ‘gemeenschap’ het hoera-woord geweest is om gewoon een bezuiniging met een open doekje door te voeren.

Ouderen moeten nu zo lang mogelijk thuis blijven wonen, wat vaak heel goed kan, maar wat ook een dogma is geworden, is dat de zorg die er is en ook moet zijn, verslechtert. Als je fysiek en mentaal erg slecht moet zijn om in een voorziening opgenomen te worden, dan ben je ook niet meer zo genietbaar voor anderen. Dan heb je een aantal jaren in eenzaamheid doorgebracht, zelfs al kwam die leuke jongen van Buurtzorg (het zonnetje in de zorg, toch?) steeds langs, om in een groep te eindigen waarmee je gewoon niet meer kunt communiceren. Ge-zel-lig hoor.

Wat betreft de beschreven situatie: ik was blij dat de aftakeling van de betreffende persoon ongeveer een half jaar tot een jaar vooruitliep op het aanscherpen van de toelatings-criteria. Zonder problemen van ouderenwoning naar verzorgingshuis en uiteindelijk verpleeghuis. Tegelijk hoorde ik luide stemmen die zeiden dat de verzorgingsstaat het initiatief van mensen wegneemt, dat je natuurlijk nooit in een verpleeghuis wilt komen, dat de thuiszorg drie minuten voor steunkousen heeft en geen tijd voor een praatje, etc.[1] Tayloristisch management en marktwerking zijn nog steeds de hindernissen voor menselijk zorg, maar ik zag een andere ontwikkeling daaronder.

Het is heel mooi om te zeggen dat dat de zorg die iemand nodig heeft, de aanleiding is “voor het genereren of bevorderen van een micro-sociaal proces waarin de verbindingen tussen mensen versterkt worden”, zoals in Moraliteit in Actie gesteld wordt.[2] De stelselwijziging met de Participatiewet, de WMO, de Jeugdwet is mede gedacht om die processen weer te laten opbloeien. Daar heb je alleen geen in mooie woorden verpakte stelselwijziging voor nodig. Tijdens de voorbereiding van het project waaruit Moraliteit in Actie is voortgekomen, sprak ik mensen van instellingen die binnen de toen bestaande kaders al goede en menselijke zorg verleenden. En bij het door het Ministerie van Volksgezondheid (N.B.!) geïnitieerde project ‘Regelarme zorg’ bleek dat het vooral de instellingen zelf waren die allerlei regeltjes hadden bedacht, terwijl het beeld wordt gegeven dat hier de ‘schuld’ bij ‘Den Haag’ en het systeem lag.[3]

De goede bedoelingen met ‘zorg in de gemeenschap’ blijken niet te verhinderen dat er (nog steeds) tientallen hulpverleners op een casus zitten, dat mensen de weg kwijt raken als ze zorg nodig hebben, dat ouderen vereenzamen omdat ze ‘te goed’ voor het verpleeghuis zijn, maar ‘te slecht’ om hun huis uit te komen. Participatie, eigen kracht, gemeenschap, maar wat als jouw ‘gemeenschap’ te klein en te ver weg is en jouw ‘kracht’ te gering om nog te ‘participeren’? Op een gegeven moment kun je geen soep meer van een bijl koken. Was de secundaire schade van een te breed opgetuigde verzorgingsstaat dat mensen geen eigen initiatief meer ontwikkelden, de secundaire schade van het succesvolle en zelfredzame individu dat met ‘eigen kracht’ diens gemeenschap aanspreekt voor zorg, is dat de individuele hulpvraag verdacht wordt als een teken dat die persoon en diens ‘gemeenschap’ disfunctioneel is.

Zorg is geen opgave voor de maatschappij meer, maar wordt afgeserveerd naar de ‘gemeenschap’. De nadruk op de gemeenschap drijft de zorg uit de maatschappij weg, ‘ontzorgt de maatschappij’, en ontmenselijkt die maatschappij dus. De maatschappij geeft niet thuis – zeker niet in een tijd waarin economische activiteit ten dienste staat van een elite van aandeelhouders elders –; je vertrouwde gemeenschap is bijna uitgestorven, veel opties heb je dan niet …

De maatschappij is de locatie waar we als maatjes voor elkaar zorgen, ongeacht of je tot het kringetje van mijn gemeenschap hoor. Gelukkig dat de maatschappij veerkrachtig is, want er is nu bijvoorbeeld discussie over een ‘bejaardenhuis/verzorgingshuis 2.0’, om het modern te zeggen.[4] Gemeenschappen kunnen hun eigen boontjes wel doppen. Kijk als overheid waar je moet kijken, naar de maatschappij, en zorg dat er maatjes kunnen zijn voor hen die hulp nodig hebben.

 

[1] Zo zag ik eens een item in het NOS-journaal met een verzorger en bewoner van toen een verzorgingshuis. Relaxed gesprek, gezellig, over werk en werkdruk. Natuurlijk het obligate, ‘er is geen tijd voor een praatje,’ maar de verzorger in het huis of van de thuiszorg kan niet de weggevallen vrienden, vriendinnen, buren, familie, etc. vervangen. Die pijn is verbonden met het ouder worden en kan niet door ‘het systeem’, de overheid en de instelling, worden verzacht. Daarvoor moet de maatschappij aan het werk – en die doet dat ook met vrijwilligers die spelletjes doen en muziek maken – maar maak het ‘systeem’ niet te snel verwijten.

[2] G. van den Brink et al. (2016), Moraliteit in Actie,  p11.

[3] Zoals we ook graag onpopulaire regeltjes en wetten aan ‘Brussel’ wijten.

[4] Zie het commentaar van Trouw van 18 januari 2020 over het rapport van de ‘Commissie Bos’ over de ouderenzorg. Trouw van 18 januari 2020.

[18 oktober 2020: een typefout gecorrigeerd en twee onhandige zinnen verbeterd.]

Posted in Column
Tags: , , , , ,