Posted: 21 May 2019 | jfgroen
Hoe democratisch is ‘Europa’ en waar eindigt de ‘steeds hechtere unie’? Absolute antwoorden heb ik niet, wel wat overwegingen uit mijn ervaring als zeer betrokken buitenstaander. Sinds 1994 denk ik mee over de inhoud van de conferenties van de Europese Sociale Week, maar vraag mij niet hoe de hazen in Brussel en Straatsburg lopen. Ik bekijk dat op ‘Europees niveau’.
Jacques Delors heeft ooit gezegd dat ‘Europa’ een vierde regeringslaag is, boven het lokale van eerst de stad, dan de provincie of federale staat, en tenslotte de nationale staat. Ik denk dat dat helemaal correct is, alleen is zo’n vierde niveau van democratie moeilijk in de vingers te krijgen. Het is een trede te ver, lijkt het. Het is daardoor te makkelijk voor nationale regeringen en politieke partijen om ‘Europa’ steeds maar de schuld te geven van zaken waar we zelf nalatig zijn geweest.
Fareed Zakaria heeft eens doorgerekend dat uiteindelijk alle beslissingen door ‘Europa’ door 2/3 van de kiezers worden gesteund. Dat schreef hij in 2003 (The Future of Freedom), en toen al sprak iedereen van het democratisch deficit. De ratio heeft vaak het nakijken als het om een gevoel gaat. Dus dan maar een ander gevoel als tegenwicht. Wat ik ervaar is dat ‘Europa’ een behoorlijk ontwikkelde participatieve democratie heeft. Via het subsidiesluisje waarmee de Europese Sociale Week mede wordt gefinancierd, is er een heel circuit van kleinere en grotere seminars en werkconferenties, in dit geval rond de sociale dialoog en arbeidsverhoudingen. Deelnemers komen uit Estland, Portugal, Griekenland, noem maar op. Alle verslagen worden naar ‘Brussel’ gestuurd en gelezen, waarbij ‘Brussel’ ook meekijkt of die seminars zich wel aan het thema houden. ‘Europa’ stimuleert in ieder geval de essentiële basis van democratie: de publieke meningsvorming.
Minder enthousiast ben ik over de expansie van de Europese Unie. Dat idee van een steeds hechtere eenheid is voor mij geen probleem, wel het bewust hard daarnaartoe werken. Wat mij wel duidelijk is, is dat we om de Europese samenleving vitaal te houden, steeds meer zaken met elkaar moeten afspreken, van stekkers en stopcontacten tot belastingregels. En van het een komt inderdaad het ander. Heb je besloten tot het invoeren van de euro, dan moet je meer monetaire en sociale wetgeving en economische praktijk gelijktrekken. En dan heeft ‘Brussel’ het voor het zeggen. En dan blijkt ook dat binnen de Euro-spelregels Griekenland heel erg, te erg, frivool kon zijn, maar Nederland ook een rigide financieel beleid kon voeren waarmee de crisis van 2008 nog wat dieper en langer duurde dan elders in de Eurozone. Ook zonder de monetaire vrijheid die Colijn in de jaren 30 van de vorige eeuw met de harde gulden had, kunnen we onszelf meer pijn doen dan nodig binnen het ‘keurslijf’ van de euro. Dus geef ‘Brussel’ niet de schuld.
Dat er hier wel wat zaken te snel gegaan zijn, staat voor mij buiten kijf. Vanuit een blinde geopolitieke en ideologische bevlogenheid zijn na 2000 teveel landen volwaardig lid geworden die gewoon nog niet volwassen genoeg zijn om mee te doen. Slowakije lijkt eindelijk wel op te groeien, Polen en Hongarije zijn vol aan het puberen, en Roemenië en Bulgarije zitten nog in de kleuterschool. Het was natuurlijk moeilijk om die tegen te houden omdat Griekenland al mee mocht doen. Ook hier won gevoel het van de ratio.
Ik heb weinig op met de idee van een Verenigde Staten van Europa, een federale EU, als ‘stip op de horizon’; wat het wordt zien we wel, met de kleine en onherroepelijke stapjes die we zetten. ‘Europa’ bestaat uit een aantal malle staten die elkaar de tent uit vochten, die elkaar jarenlang niet mochten ontmoeten, waarvan de inwoners blij zijn dat ze niet van die andere staat zijn, die geen gemeenschappelijke identiteit hebben, gelukkig!, maar wel zichtbaar familie van elkaar zijn. Geniet er dus van en doe met elkaar mee.
Posted in Column
Tags: Europa, European Social Week, social dialogue