verdwijnend publiek
Vertoeven in de openbare ruimte behoort nu bij het dagelijks leven. Evenementen worden speciaal georganiseerd om mensen in de openbaarheid te halen. Maar leven we nog wel publiek? Alleen in het Parijs van Hausmann lijkt een publiek leven zich af te spelen. Publiek is iets van de negentiende, begin twintigste eeuw, wanneer steden nieuwe wijken aanleggen met parken en bestaande wijken door bredere straten meer allure geven.
Een eeuw nadien zien we een toenemende privatisering van de publieke ruimte. De zakenmensen verplaatsen zich in verlengde limousines met rookglazen ruiten door de stad. Niet gezien door anderen, met telefoon, tv en champagne onder handbereik wordt de helaas noodzakelijke verplaatsing tussen vergadering en cocktailparty aangenaam gemaakt.
De winkelstraat wordt na sluitingstijd afgesloten door het neerlaten van rolluiken: er is niets meer te doen of te zien, maar je kunt er in ieder geval nog doorheen lopen. Het winkelcentrum wordt in haar geheel afgesloten waardoor het winkelgebied wordt onttrokken aan de publieke ruimte, de rechten van vrije betreding worden ingekrompen. De functionele eendimensionaliteit leidt ertoe dat er na sluitingstijd ook niets publieks meer te doen is. Als zich in die afgesloten gebieden problemen voordoen, is dat geen probleem van openbare orde meer, maar een zaak van bescherming van privé bezit. Privéruimtes zijn niet openbaar toegankelijk.
Een volgende stap in die ontwikkeling is de vorming van zogenaamde Business Improvement Districts in New York en andere steden in Amerika. Dit zijn locale corporaties waarin bedrijven in een bepaald gebied samen via een vrijwillige belasting de publieke ruimte onderhouden. Naar de aard hebben ze meer te besteden dan de gemeentelijke overheid. De keerzijde is dat die bedrijven claims leggen op de inrichting, de toegang en het gebruik van bijvoorbeeld parken die onder hun gebied vallen.
Amerika is een private cultuur. De door Alexis de Tocqueville bezongen burgers in Amerika vormen talloze associaties en verenigingen, maar geen publieke verbanden. Hoe meer je over het continent naar het westen gaat, hoe duidelijker dat wordt. New York heeft nog een Washington Square dat zich kan meten met een klassiek plein waar mensen vertoeven om er te zijn. Een stad als Los Angeles is een centrumloze inktvlek van buitenwijken waar geen plein als ontmoetingsplaats is te vinden. De openbare ruimte wordt geheel benut door de private doelstellingen van mensen: winkelen, joggen, rolschaatsen, etc. De aanwezigheid in de openbare ruimte is altijd doelbewust, gericht op privaat exhibitionisme, nooit zelfgenoegzaam. Niemand wandelt of flaneert. De publieke ruimte is weer utiliteitsruimte geworden.