hans groen *17 09 1959 - †11 08 2022


« | »

protestantse kerk in nederland: durf te leven!

“Kerklidmaten verwachten zielezorg, geen politiek,” zo kopte de Frankfurter Allgemeine op 14 oktober 2003 op de voorpagina. Het artikel ging over het onderzoek Kirche – Horizont und Lebensrahmen van de Evangelisch-Lutherse Kerk in Duitsland dat die dag verschenen was. De kerk wordt algemeen gewaardeerd voor haar diaconale en liefdadige werk, maar in de eerste plaats toch vooral als een verlener van spirituele diensten bij belangrijke momenten in het leven; actieve participatie in het kerkelijk leven, zo blijkt uit het onderzoek, is voor weinigen een motief om bij de kerk te horen. En, zo haalt de krant de schrijvers van het rapport aan, het is een vraag of de dominante levensstijl van de kernleden niet barrières opwerpt voor een hechtere binding met de kerk van mensen met een andere levensstijl. Dat zijn intrigerende zaken, want misschien dat onze onvrede met de relevantie van de kerk in de maatschappij wel te maken heeft met de levensstijl van de mensen die de kerk draaiend houden — die mensen zijn misschien veel te braaf en netjes.

Levensstijl

Sinds 1972 doet de EKD regelmatig onderzoek naar de opvattingen en belevingen van hun lidmaten, van de actieve kern tot de randleden. In dit vierde onderzoek is de analyse uitgebreid door de opvattingen van de lidmaten te relateren aan hun levensstijl. De idee daarachter is, dat in een pluriforme en individueel ingestelde maatschappij een classificatie naar leeftijd en sociaal-economische positie te beperkt is. Binnen dit soort categorieën zijn er nog zoveel verschillen tussen mensen, dat je maar weinig substantieels te weten komt over je onderzoeksgroep. De levensstijl van de kerkleden werd in dit onderzoek bepaald door de mensen te bevragen op hun waarden-oriëntatie, maatschappelijke status, consumentengedrag en vrije-tijdsbesteding. Langs de assen van maatschappelijke status en waarden-oriëntering klonteren zo een zestal levensstijlen samen die veel overeenkomst hebben met het model dat in Nederland door het bureau Motivaction is ontwikkeld.

Wat voor mensen zitter er in de kerk? De actieve kern van de EKD-gemeente bestaat uit drie groepen met ieder een bepaalde levensstijl. Ten eerste een levensstijl die het rapport aanduidt als ‘hoogcultureel en gericht op sociale samenhang’; ten tweede een op gezelligheid en op de directe sociale omgeving betrokken levensstijl. En ten derde een hoogculturele en op de jeugdcultuur gerichte levensstijl. Het merendeel van hen die in het rapport als randkerkelijk worden aangeduid, hebben een levensstijl die georiënteerd is op de jeugdcultuur en op genot en onafhankelijkheid.

Meelevenden en randkerkelijken

Een nadere beschouwing van wat die verschillende levensstijlen precies inhouden, is heel onthullend. De eerste groep, de hoogculturele en op sociale integratie gerichten, bestaat uit mensen die in hun vrije tijd naar theater en concert gaan en boeken lezen. Het zijn mensen die maatschappelijk en politiek engagement belangrijk vinden en meer traditioneler waarden aanhangen. Het is de goed geschoolde middenklasse in een eengezinswoning, relatief wat ouder, veelal gepensioneerd, en vrouwen zijn oververtegenwoordigd. Deze groep heeft een zekere weerstand tegen de ‘jeugdcultuur’. Bijna de helft van de actieve kerkleden behoort tot deze groep.

De tweede groep bestaat uit mensen die meer tijd doorbrengen met famillie, kennissen, buren en die naar popularie muziek luisteren. Zij zijn, net als de eerste groep, traditioneel ingesteld, wat ouder, met vrouwen oververtegenwoordigd, maar staan lager op de sociaal economische ladder. Ruim een kwart van de actieven in de EKD behoort tot deze groep.

De derde groep bestaat uit personen, vrouwen weer in de meerderheid, die een hoog-culturele vrijetijdsbesteding hebben die, en dat is bepalend, gekoppeld is aan wat het rapport als ‘jeugdcultuur’ typeert: bioscoopbezoek, actief aan sport doen en naar popconcerten gaan. Dit zijn mensen met een relatief hogere opleiding, die in de steden wonen en die veelal zelfstandige beroepen hebben. Bijna een vijfde van de actieven behoort tot deze door de onderzoekers als ‘links-liberaal’ gekarakteriseerde groep.

De analyse aan de hand van levensstijlen wordt intrigerend als je kijkt naar welke lidmaten van de EKD niet in de kerk komen. Ruim 40% van de groep die in het EKD-onderzoek als randkerkelijk wordt gekarakteriseerd, heeft een levensstijl van uitgaan, disco en bioscoop, popconcerten, onafhankelijkheid, genieten en mooi zijn. Het zijn de jongeren, met een goede opleiding en goede baan, die veelal op de Groenen stemmen. Deze groep wijst precies die hoogculturele en sociale oriëntatie af die kenmerkend is voor bijna de helft van de actieve kerkleden. Voorts is opmerkelijk dat de meer liberale groep dan wel de participatie in de jeugdcultuur met hen deelt, maar daarmee geen brug slaat naar deze randkerkelijken. Heeft deze groep niets met het geloof, of kan deze groep gewoon niet tegen de wat traditionele, nette en beleefde sfeer die in de gemiddelde kerkelijke gemeente heerst?

Vervreemding

Dat laatste is natuurlijk wat tendentieus gesteld. Evenwel is het belangrijk jezelf de vraag te stellen of de dominante levensstijl van de kerkleden geen barrière vormt voor anderen, zoals het rapport terecht doet. De resultaten van het EKD onderzoek laten zien dat een niet als specifiek christelijk te bestempelen levensstijl binnen de kerken heerst die andere, niet per se als onchristelijk te karakteriseren levensstijlen uitsluit. Je kan dat mijns inziens generaliseren, want wie op zondag goed om zich heen kijkt, zal met weinig moeite deze groepen ook in de eigen Nederlandse kerk herkennen. Actief kerklidmaatschap gaat met een bepaalde levensstijl die vervreemd is van andere levensstijlen in de maatschappij.

Met de ontkerkelijking hebben de SoW-kerken aanvankelijk een activistische koers gevolgd om hun maatschappelijke relevantie op de kaart te zetten, met als hoogtepunt de Vredesbeweging. Kerklidmaatschap was actief bezig zijn met maatschappelijke en politieke zaken, maatschappelijke actie, naast en misschien ook wel concurrerend met activiteiten van christelijke maatschappelijke organisaties.

Dat activisme is nu veelal verdwenen. Kerkelijke gemeenten zijn nog wel bezig met directe maatschappelijke actie (de Pauluskerk in Rotterdam en de Nassaukerk in Amsterdam), maar dat is gebonden aan de keuzen die een gemeente maakt en de situatie waarin die zich bevindt. Het is niet meer een opvallend publiek profiel voor de kerk als geheel. De erfgenamen van het maatschappelijk activisme, een groep die vergelijkbaar is met de ‘links-liberalen’ uit het EKD-onderzoek, maken zich misschien het meest zorgen over de teruglopende maatschappelijke relevantie van de kerk.

De overgrote meerderheid van wat nog in de kerk zit, is de wat traditionele burgerij, cultureel en politiek traditioneel en gericht op maatschappelijke en sociale activiteiten zoals diaconaal werk en bezoekwerk, cursussen, etc. Met die twee groepen is de diaconale presentie van de kerk in goede handen en voor dat diaconaat is ook bredere waardering in de maatschappij. Maar het gemeentelijk leven is beperkt. Dat draait om sociale en opbouwende activiteiten in het verlengde van de kerkdienst, en participatie daarin, zowel actief als passief, is de (onuitgesproken) norm. Die wat burgerlijke kerk is een spirituele dienstverlener voor de burgerlijke hoogtepunten van doop, huwelijk en begrafenis, waarvoor ze dan nog wat punten scoort bij een beder publiek.

Kerkelijke betrokkenheid lijkt samen te gaan met een specifieke levenstijl. Kerk en maatschappij hebben elkaar niet zoveel meer te zeggen. Waar zovelen in de maatschappij mee bezig zijn en hoe zij leven, is binnen de kerk ongehoord, men weet er in feite geen raad mee.

Ik las de Frankfurter Allgemeine in het vliegtuig op weg naar Bratislava voor de derde Europese Sociale Week. Op dat seminar hoorde ik een verhaal uit Polen. Daar blijkt dat de instroom van seminaristen nu vooral uit de steden komt, waar jongeren via maatschappelijke organisaties geïnteresseerd raken in de kerk. De kerk hoeft dus misschien niet zoveel aan haar eigen relevantie te werken, het zijn in de eerste plaats de christenen die maatschappelijk actief zijn, die de interesse wekken. Is er dus hoop voor de kerk via maatschappelijke organisaties? Dat geloof ik wel, maar dan moeten de actieve leden eerst durven te leven.

weblinks:

Kirche – Horizont und Lebensrahmen. Weltsichten, Lebensstile, Kirchenbindung. Vierte EKD-Erhebung über Kirchenmitgliedschaft. Uitgave van het Kirchenamt der EKD, 2003

www.ekd.de / www.ekd.de/EKD-Texte/2064_kmu_4_ekd.html

www.motivaction.nl

Oorspronkelijk verschenen in Centraal Weekblad, 9 januari 2004, p.7

Posted in Column
Tags: , , , , ,