hans groen *17 09 1959 - †11 08 2022


ode aan de stad

Hoe negatief ten aanzien van de stad het verhaal van de Bijbel met Babel ook begint, het ‘Hooglied’ van de stad is psalm 122: de lofzang op de stad als ontmoetingsplaats voor allen, als plek waar het vrede en feest is, de ode aan de stad die goed en mooi gebouwd is en daardoor iedereen binnen de poorten kan herbergen. Dit is de stad voor de mens waarin die mens kan zijn wat die mens is. In de spanningsboog van tuin naar stad gaat het uiteindelijk om de stad van God voor de mens en dat betekent de strijd tussen de stad van de grootspraak, Babel, en de stad van de godspraak, Jeruzalem. En het nieuwe Jeruzalem daalt uiteindelijk vanuit de hemel neer. Met goud, edelstenen en parels zijn de straten, poorten en muren van deze stad functieloos verheerlijkt tot louter ornament. De stad wordt beeld en centrum van culturen en volkeren, van identiteiten.

Dat wordt in het typisch bijbelse stramien van bewuste ambiguiteiten, waarin het kwade uiteindelijk ten goede gekeerde wordt, al voorbereid met het verhaal van Babel. Want volgens Genesis 11:4 wordt de grootspraak en macht van Babel een halt toegeroepen door de babylonische spraakverwarring. Later, op het Pinksterfeest, hoort iedereen de apostelen in de eigen taal spreken, waarmee de babylonische spraakverwarring in een gastvrij verstaan van elkaar verkeert. De veelheid van talen die in de stad aanwezig is, wordt het kenmerk van de gastvrije stad.

Psalm 122

1 Een pelgrimslied van David.

Verheugd was ik toen ik hoorde:
‘Wij gaan naar het huis van de HEER,’
2 verheugd ben ik, nu onze voeten staan
binnen je poorten, Jeruzalem.

3 Jeruzalem, als een stad gebouwd,
hecht en dicht opeen.
4 Daar komen de stammen samen,
de stammen van de HEER,

om Israëls plicht te vervullen,
te prijzen de naam van de HEER.
5 Daar zetelt het gerecht,
daar troont het huis van David.

6 Vraag om vrede voor Jeruzalem:
‘Dat rust hebben wie van je houden,
7 dat vrede heerst binnen je muren
en rust in je vesting.’

8 Om mijn verwanten en vrienden
zeg ik: ‘Vrede zij in jou.’
9 Om het huis van de HEER, onze God,
wens ik je al het goede.

De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap