Posted: 04 Jul 2017 | jfgroen
De klederdracht van een Scheveningse staat voor de eigen trots op de afkomst uit het dorp Scheveningen. En het maakt meteen duidelijk dat de draagster geen Katwijkse is. Kleding scheidt ‘wij’ van ‘jullie’. Kledingsvoorschriften ontkennen inclusiviteit. De openbaarheid is principieel inclusief en daarom zijn de actoren die namens die openbaarheid optreden neutraal gekleed, of hebben een uniform aan – zij treden op namens ons allemaal en ten dienste van ons allemaal. Die handhavers zullen ‘ons allemaal’ zichtbaar moeten representeren – onder de pet verwachten we de veelkleurigheid van de maatschappij om ons heen. Niet eens meteen vanwege de legitimiteit, want ik laat mij als blonde Nederlander gewoon bekeuren door een agent van Afro-Surinaamse afkomst. Maar we willen wel zien dat iedereen die in Nederand woont het ambt wil opnemen om de publieke rechtvaardigheid en orde te handhaven.
Ik zie in Amsterdam altijd groepen agenten met NoordHollandse blonde koppen, Afro-Surinaamse, Hindoestaanse koppen, en mensen uit het niet Europese gebied rond de Middellandsezee. Is hun aantal genoeg? Dat weet ik niet, wat is immers ‘genoeg’, maar de Amsterdamse politie is behoorlijk kleurrijk. Dat ook vrouwen met een hoofddoekje op bij de politie moeten kunnen functioneren, is een dwaalweg. Daarmee wordt de scheiding tussen ‘wij’ en ‘zij’ die kleding aanbrengt ingebracht bij de bewaking van de publieke ruimte, de ruimte waar ‘wij’ en ‘zij’ nu juist niet belangrijk zijn. De notaris op Scheveningen draagt geen klederdracht; de vissersvrouw zal nooit vragen haar ijzer met gouden spelden onder de politiepet te mogen dragen. Klederdracht is een uiting van lokale cultuur. De hoofddoek is een uiting van een specifieke cultuur en een specifieke religie. Met de hoofddoek wordt de scheiding die een religieus gebod aanbrengt in de neutrale publieke ruimte gehonoreert. We moeten dat religieuze aspect volkomen serieus nemen. Met er is ook een racistische ondertoon, want het gaat om een specifieke etnische groep die de hoofddoek niet kan afleggen voor het algemeen belang. Het kan niet zo zijn dat de politie alleen gezag heeft als ze voor iedere burger een agent in huis heeft met passende religieuze komaf. En omdat kledingvoorschriften niet neutraal zijn, noch exclusief uiting van een persoonlijke identiteit – het uniform definieert mij als neutrale handhaver en jou als rechtsstatelijk object van handhaving; de hoofddoek definieert de draagster met religieuze kwaliteiten die de persoon die geen hoofddoek draagt dus niet heeft – kan dat niet toegestaan zijn bij het toezicht op de publieke ruimte.
Maar, die hoofddoek is gewoon een afledingsmanouvre. Het probleem is dat bepaalde immigranten maar niet in de maatschappij doordringen. De vluchtelingen die in de jaren 90 hier kwamen, doen het beter dan de Turkse en Marokkaanse immigranten die hier al decennia wonen. 30 jaar geleden ging het wel redelijk. Achmed Aboutaleb leerde Nederlands in Rotterdam in die tijd; Haci Karaçaer werd door zijn vader op pad gestuurd met een woordenboekje op zak, om er twee te noemen die ik van nabij heb horen vertellen over hun aankomst. Ahmed Marcouch en Achmed Baâdoud zijn gevestigde namen in de lokale en landelijke politiek. Is die beweging gestokt?
Nog maar een jaar of zo geleden hoorde ik ons Marokkaanse buurjongetje, toen hij iets echt doms gedaan had, tegen zijn broer zeggen: mijn vader schreeuwt alleen maar. En ik woon niet in een typische ‘schotelantenne buurt’. Na zoveel decennia worden de kinderen nog steeds niet voorbereid op deelnam e aan de maatschappij waarin ze het moeten maken.
En aan de ontvangende kant doen we het niet veel beter. VMBO is het advies voor kinderen met een migratie achtergrond, ondanks betere prestaties. Dan wordt de spoeling ook wel dun.
Je moet zorgen dat iedereen het publieke ambt ambineert, en daarvoor ook de gepaste habitus wil hebben. Dus, laat de kinderen van allerlei achtergronden doorstromen, en ‘dress for success’.
Posted in Column
Tags: gemeenschap, publiek, religie