Posted: 18 Jun 2012 | jfgroen
Ván wie is de samenleving? vraagt het christelijk-sociaal congres zich af in augustus 2012. Terecht, we moeten, simpel gezegd, voorkomen dat het recht van de sterkste of het recht van het meeste geld de samenleving koloniseert. Ik kan die vraag alleen niet los denken van de vraag: vóór wie is de samenleving? Of: wie mag bij ons aanschuiven? Die vraag gaat over de pleinen waar we elkaar ontmoeten. De Amerikaanse socioloog Elijah Anderson schreef een intrigerende en ontroerende studie over die plekken van ontmoeting en civiliteit, getiteld “The Cosmopolitan Canopy”.
In de echt allereerste voetnoot zegt Elijah Anderson dat “The Cosmopolitan Canopy” geen reminiscentie aan “The Sacred Canopy” van Peter Berger bedoelt. Maar met het wereldburgerschap van Immanuel Kant in mijn achterhoofd, zit hier toch wel meer achter, denk ik.
Anderson gaat het om de fysieke plekken in de stad, letterlijk de pleinen, waar mensen op een vervolmaakte civiele manier met elkaar omgaan. De basis van die omgang is de volmondige erkenning dat de ruimte die gedeeld wordt aan iedereen toebehoort. Zulke plekken staan in de schaduw van een cosmopolitisch baldakijn waar heel verschillende mensen niet om elkaar heen kunnen, op elkaar reageren, elkaar bekijken, en aan elkaar gaan wennen. Het kan een park zijn waar moeders met hun kinderen zitten, werknemers hun lunch gebruiken, anderen even uitblazen op hun dagelijkse wandeling. Het kan een gedeelte van een winkelcentrum zijn waar mensen iets kunnen gebruiken en daardoor elkaar ontmoeten. Anderson geeft het voorbeeld van het restuarantgebied in een markthal in Philadelphia waar de bankautomaat open en bloot in het midden staat, zonder opvallende bewakers, en waar niemand zich zorgen maakt als hij of zij wat geld moet pinnen – elders in Philadelphia zijn mensen op z’n zachts gezegd toch wat omzichtiger bij de bankautomaat. Als je dit soort plekken bezoekt, zegt Anderson, verhef je jezelf een beetje. Je wordt er een beter mens van door de aanstekelijke cosmopolitische houding van civiliteit die ook vreemden aanmoedigt de publieke ruimte voor elkaar te scheppen.
Anderson richt zich meer in het bijzonder op ras als aspect op deze pleinen. Wat mij trof, was dat ‘religie’ geen rol speelt in de hele analyse. Ja, als het gaat om wat de personen doen die Anderson interviewt, de dominee en de kantoorman die vrijwilliger is bij een kerk. Maar religie staat niet in het rijtje van karakteristieken die een bepalende of onderscheidende rol spelen in het meespelen op deze pleinen. Ras, sekse, seksuele geaardheid, fysieke beperkingen, het zijn zaken die iemand kwaliteiten aftroeven in sociale interactie; het zijn de zaken die in de ontmoeting op het plein zorgen dat iemand al geheel in een hokje zit voordat die persoon ook maar één ding gezegd of gedaan heeft. Religie hoort daar – dus – niet bij.
Andersons rondgang onder het cosmopolitisch baldakijn is verfrissend in de Nederlandse context waar het meer en meer lijkt dat het plein wordt afgesloten. Recent nog met de pre-historische ideeën over het hebben van meer dan één paspoort (sorry, mijn man heeft er drie!). Maar al langer is er de discussie over de plek en rol van religie in het publieke domein; gelovigen van diverse overtuiging zouden hun religie moeten inleveren om het publieke domein te kunnen (mogen) betreden.
Het is de essentie van het publieke domein dat ieder dat letterlijk(!) ‘zelfgenoegzaam’ moet betreden: je bent jezelf genoeg, je behoeft geen erkenning van anderen, noch hoef je je af te zetten tegen anderen. Je bent wie je bent, en daarmee neem je zelf ruimte, en geef je ruimte aan anderen. De idee dat het in de samenleving om ‘erkenning’ gaat, heeft ons denk ik helemaal op het verkeerde been gezet. ‘Erkenning’ gaat via éénzijdige dictaten voor de inrichting van het plein. Het cosmopolitisch baldakijn gaat over de interactie tussen totaal verschillende mensen die elkaar willen ontmoeten, zonder troefkaarten in de hand.
Al met al is de reminiscentie met het hemels baldakijn misschien wel sterker dan Anderson denkt; het cosmopolitisch baldakijn is zeker niet neutraal, het verheft de participanten. Want het gaat niet om eisen aan anderen te stellen, maar om de persoonlijke inzet het plein voor iedereen toegankelijk te maken.
Elijah Anderson: “The Cosmopolitan Canopy. Race and Civility in Everyday Life.” New York: W.W. Norton & Company, 2011
(Oorspronkelijk verschenen CSC-Plein 18 juni 2012)
Posted in Column
Tags: publiek, The Cosmopolitan Canopy