Posted: 22 Oct 2012 | jfgroen
Met luid geraas donderde Lance Armstrong deze week van de Olympus af. Hij was een halve, wat zeg ik, driekwart verlosser voor velen. Wonderbaarlijk genezen, en meteen daarna wederopgestaan tot volle glorie met het winnen van de Tour de France. En nu toch ontmaskerd als zondaar, of leugenaar, of beide. Want wat heeft hij nu precies verkeerd gedaan? Als je het goed bekijkt, laat het veel zien over onze cultuur. Hoe kijken wij aan tegen ons lichaam? Een meer ontspannen houding tegenover lichamelijk prestaties is welkom.
Ergens in de jaren 1990 verklaarde de Amerikaans tennisser Jim Courier dat hij eigenlijk niet meer in Europa wilde spelen vanwege alle dopingschandalen die toen rond met name het wielrennen aan het licht kwamen. De ochtendkrant met zijn uitspraak was nog maar nauwelijks gezakt of hordes Noord-Amerikaanse atleten werden op doping betrapt, aangevoerd door Ben Johnson. Het cynisme ten top is dat nu een andere Amerikaan het wielrennen misschien definitief de nek omdraait door zijn doping programma waar de DDR nog een puntje aan had kunnen zuigen. Maar wat is het verwerpelijke van Armstrongs handelen? Het eerste dat mensen zeggen, is dat doping niet eerlijk is. Maar dat is onzin, want sport, alke aktiviteit waar jouw eigen lichaam het verschil maakt, is niet eerlijk. Mark Cavendish wordt nooit een bergkoning, en Robert Geesink wordt nooit een sprint kanon, want daarvoor is hun beide lichaam verkeerd gebouwd. De één, Luciano Paverotti, om maar een dwarsstraat te noemen, hoefde z’n strot maar open te zetten en de vrouwen viellen in katzwijn, en de ander heeft met hard werken een niet onverdienstlijke carrière bij het Groot Omroepkoor. Het leven is hard.
In de sport kan je er iets aan doen. Wat Armstrong deed, voor zover ik kan concluderen uit de berichten, was het lichaam technisch vervolmaken. Zoals een suikerpatient topsport kan bedrijven door nauwkeurig zijn activiteiten en insuline spiegel te volgen, met vallen en opstaan weliswaar, zo heeft Lance uitgezocht hoe je gedurende de Tour de France op de juiste momenten de juiste hoeveelheid rode bloedlichaampjes kan hebben – met lichaamseigen processen. Toen in Italië voor het eerst geëxperimenteerd werd met EPO vielen de jonge wielrenners als vogeltjes te pletter. Armstrong en zijn team hebben daarvan geleerd: je moet precies weten wat je eigen lichaam doet tijdens je inspanning, en dan kan je het veilig gebruiken. Het verhaal tijdens de etappes van de Tour de France was altijd dat Lance alle etappes van te voren al had gereden – hij moest precies weten hoe ver hij te ver kon gaan.
Waar de steroïden en amfetaminen je lichaam ruïneren, is Armstrong nog heel apetijtelijk, en zijn ploeggenoten ook. Medisch lijkt het dus niet zo’n probleem wat hij heeft uitgehaald. Hij heeft gedaan wat we ‘allemaal’ met ons lichaam doen: sleutelen om er het beste uit te halen. We moeten allemaal winnaars zijn – al voor hij de Tour won, was hij al zo’n winnaar, niet? – en ons lichaam is alleen maar een beperking voor de onbegrensde mogelijkheden die we moeten verwerkelijken.
Onze hypocrisie is dat we in de sport alleen leiders en lijders accepteren. In de frontlinie strijden, ten minste bij de eerste tien, is het minste wat we verwachten; lijden en winnen is verplicht. Als je dat niet doet, storten we onze kritiek over je uit – om het bij het wielrennen te houden: Michael Boogaard was van de patat generatie, Robert Geesing en zijn ploeg worden teveel in de watten gelegd, etc. Dat je onze zucht naar spectakel en heroiek niet met een boterham met pindakaas kan vervullen, willen we niet weten.
Was het onsportief, oneerlijk? Armstrong heeft gewoon geleefd naar hoe wij tegenover ons lichaam staan: ons lichaam moet zich plooien naar onze wensen, ons lichaam is niet meer een tempel, maar de eeuwigheid zelf. Wat hij fout deed, en moest doen, is dat hij daarover loog. Na alle geknoei met monsterlijke (DDR) of dodelijke afloop (Tommy Simpson) is de doping zondaar bijna net zo verachtelijk geworden als de man die foute dingen met jongetjes doet. Hoe meer taboe, hoe harder in het donker de kat geknepen wordt.
Volgend jaar juli kijk ik weer gewoon naar de Tour de France.
(Oorspronkelijk verschenen op CSC-Plein, 22 oktober 2012)