Posted: 02 Jan 2022 | h-en-s
Vroeger sliepen mensen niet ononderbroken, zo wordt wel gesteld: na een paar uur slaap was men wakker, kletste wat of schilde de aardappels, om daarna weer verder te slapen – de eerste en de tweede slaap. Was dit een algemeen patroon? Dat is een beetje een rare controverse, afgaande op een artikel in NRC.
De Amerikaanse historicus Roger Ekirch concludeerde uit onderzoek van historische bronnen, van de antieke tijd tot de negentiende eeuw, dat mensen in vroeger tijden ‘gesegmenteerd’ sliepen en, zo wordt hij weergegeven, dat dat patroon vrij algemeen was in West-Europa. Met het doorbreken van de industriële revolutie en de beschikbaarheid van helder kunstlicht (vooral electrisch licht), is dat patroon verdwenen. Ekirchs claim is een beetje onduidelijk; wat zeker lijkt, is dat zo’n gesegmenteerd slaappatroon niet ongewoon was en dat dat in historische bronnen is terug te vinden. Maar is het universeel, is het het algemene menselijke patroon (Ekirch ontkent dat wel), is het beter? Het verhaal rechtvaardigt geenszins de generieke kop van het artikel: “Nu slaap je de hele nacht door, vroeger was dat heel anders.” Dat is ook de popularisering van Ekirchs onderzoek: “Humans Used to Sleep in Two Shifts, And Maybe We Should Do It Again” kopt bijvoorbeeld ScienceAlert. Het paleo-dieet-effect: alles wat we aten en deden voordat beschaving optrad, is beter want beschaving is per definitie vervreemding van onze menselijke natuur. Zo krijgt wetenschap ook een slechte naam.[*]
De voorbeelden en tegenvoorbeelden die in het krante-artikel naar voren komen – een gebeurtenis in Schotland in 1697, de elites in Engeland elders, het achtiende eeuwse Antwerpen – doen bij mij de vraag opkomen onder welke omstandigheden zo’n patroon naar voren komt: geografische, sociale klasse, economische factoren, culturele ontwikkeling, etc. De idee is, dat gesegmenteerde slaap verdween door met name het beschikbaar zijn van helder kunstlicht in huis. Maar ik twijfel een beetje als Erkich opmerkt: “Nooit wordt als probleem gezien om ’s nachts een tijdje wakker te zijn. … Dat probleem verschijnt pas eind negentiende eeuw als er een nieuw slaappatroon is ontstaan, het onze.” Het gaat dus misschien niet eens om die gesegmenteerde slaap, maar om hoe we met onze slaap omgaan. Hoe vrij of dwangmatig denken we over wat we in de slaapkamer overkomt, hoe beleven we onze slaap?
De nacht is vol gevaren: wilde dieren die de kraal komen bezoeken, of je tent; inbrekers en rovers, alles wat het daglicht niet verdragen kan. De nacht is een ambigue tijd: we moeten slapen en tegelijk waakzaam zijn. Slapen is trouwens toch al een rare bezigheid die van ouds als zekere voorsmaak van de dood wordt gezien. Kinderen zijn vaak bang voor het donker, volwassenen gaat het ook niet veel beter af. Vandaar dat in gebeden voor het slapen gaan gevraagd wordt dat je de volgende ochtend weer wakker mag worden en klinkt soms ook het ‘In Paradisum’ uit de Requiem-mis door.
Wat de industriële revolutie toevoegt aan die stress, is niet het kunstlicht, maar de discipline van de werkdag. De arbeider moest tien uur in de fabriek werken, op vastgestelde tijden die ook voor de medearbeiders golden. De entourage van de fabriek, de leidinggevenden, administratie, toeleveranciers, worden in die discipline meegezogen. De dagindeling van de fabrieksarbeider heeft de dagindeling van een groot gedeelte van de maatschappij beïnvloed. Met de dag deel je ook de nacht in: gedisciplineerd slapen, op specifieke tijden, werd de norm. Die vereiste regelmatige nachtrust, leidde tot allerlei kwezelarij, zoals dat uren die je voor twaalf uur ’s nachts slaapt dubbel tellen en dat vroeg opstaan moreel beter is – uitslapen en je ‘verslapen’ wordt streng afgekeurd en als slecht beschouwd. En dus moeten we ’s nachts slapen omdat dat de aangewezen tijd is, en we moeten vooral niet wakker liggen. Wakker liggen veroorzaakt stress die weer voorkomt dat je in slaap valt, en die cirkel moeten we voorkomen.
Het ‘probleem’ met ’s nachts wakker liggen, is een door mensen bedacht probleem. Er is volgens mij geen scheiding tussen de mens ‘van nature’ en de mens ‘van culture’. Ons leven nu is gebaat bij een bepaald slaap-regiem en dat is niet beter of natuurlijker dan een ander regiem, zoals het gesegmenteerde regiem. Ik denk dat het grootste probleem is, dat ons dag en nacht ritme geen ruimte laat voor kleine variaties. We accepteren niet van onszelf dat we ’s nachts wakker liggen en in plaats van iets te lezen of alvast de aardappels te schillen of aan gezinsuitbreiding te werken, nemen we pilletjes om zo gauw mogelijk weer te kunnen slapen. En overdag mogen we vooral geen dutje doen, want het werk moet af.
Als tegenwicht tegen de stress-cirkel die ons uit de slaap houdt, is er Hermann Hesse:
Uit “Beim Schlafengehn”:
“Und die Seele unbewacht,
will in freien Flügen schweben,
um im Zauberkreis der Nacht
tief und tausendfach zu leben.”
De ‘Zauberkreis der nacht’: als je je aan de betovering van de nacht overgeeft, slaap je altijd goed, of het acht uur aan een stuk is, of een keer maar drie uur. Eerste of tweede slaap of in één ruk door, zeven uur lang, een middagdutje, hoe je het ook indeelt: het is allemaal even gezond en even goed en leg het dus niet op aan anderen.
[*] In het interessante Als Deutschland noch nicht Deutschland war (Kiepenheuer & Witsch, 2017) beschrijft Bruno Preisendörfer het dagelijks leven in het Weimar van de tijd dat Goethe er woonde, zo rond 1800. In het hoofdstuk over het dagelijks leven lees je dat Friedrich II van Pruisen als hij te velde is (nou ja, ‘dagelijks leven’) om 3 uur opstaat, zich aankleedt, zijn haar zelf op orde brengt, correspondentie afhandelt, een uurtje fluit speelt, etc., etc. totdat hij ‘s avonds om ongeveer 21 uur weer de slaap probeert te vatten. Op slot Sanssouci verschuift dit programma ongeveer naar een uur later. Voor studenten en leerlingen die ook nog werken, begint de dag om 5 uur, zo kun je lezen ( p. 215ev.). Van een onderbroken slaap wordt geen gewag gemaakt.
Krap een eeuw later, als de roman Effingers van Gabríele Tergit speelt, kun je lezen hoe in de villa van de bankier Emmanuel Oppner op vrije dagen de hele aanwezige familie, groot en klein, na het middageten een uur of twee gaat slapen.
Het is dus wel de vraag of er ooit een algemeen menselijk slaappatroon is te onderscheiden, we passen ons aan aan wat onze geografische locatie en het ritme van de maatschappij die we met elkaar vormen.