de grote scheiding
De trein is een hoogst revolutionaire uitvindingen in de 19e eeuw waarmee de moderne cultuur vorm kreeg. De trein maakt de grote scheiding tussen woonplaats en werkplaats mogelijk die kenmerkend is voor ons hedendaags leven. De relatie tussen mens en arbeid ondergaat met de industriële revolutie twee ingrijpende veranderingen. Allereerst de overgang van ambacht naar loondienst. Mensen leren nog wel een vak of ambacht, maar hun vaardigheid wordt ‘koopwaar’ op de arbeidsmarkt. Daarmee wordt arbeid in beginsel losgekoppeld van het huiselijk leven.
De scheiding tussen woonplaats en werkplaats radicaliseert die ontkoppeling. Arbeid wordt een zelfsstandige sfeer, opgenomen in de publieke ruimte en los van en onzichtbaar voor het huiselijke, het privé leven. De ict-techniek maakt die scheiding tussen werk en huis weer ongedaan, wat een zekere regressie en impertinentie is.
De scheiding tussen woonplaats en werkplaats is een politieke factor. Het maakt bijvoorbeeld een districtenstelsel problematisch, want iemand kan daarin alleen maar stemmen in het district waar hij of zij woont, terwijl het werkdistrict voor de kiezer ook een belang is. En wie zijn de belanghebbenden in de stad: zijn dat alleen de mensen die in de stad wonen, of ook de mensen die werken maar elders wonen? Wie bepaalt wat er gebeurt met de openbare ruimte?
De openbare ruimte van een stad kan niet meer als louter behorend tot de inwoners van die stad beschouwd worden. Voorop blijft gaan dat het de ruimte is die door hen aangeboden wordt als ontmoetingsplaats voor een ieder. Meteen daarna is die ruimte ook de ruimte waarin die niet-bewoners hun eigen activiteiten, hun eigen leven, moeten ontplooien. Daarmee hebben zij ook direct belang in wat er op hun werkplek of uitgaansplek gebeurt.
Concreet: vanuit de scheiding tussen woonplaats en werkplek is het te rechtvaardigen dat bijvoorbeeld bedrijven (zoals bij de BID’s in New York) verantwoordelijkheid nemen en medezeggenschap krijgen over stukken van de openbare ruimte in hun omgeving. Je zou ook de werknemers en andere mensen die een stedelijk gebied benuuten voor hun werk of andere activiteiten, in de besluitvorming kunnen betrekken. De werknemers, maar ook bijvoorbeeld de houders van abonnementen op een theater, zouden een stem kunnen krijgen in de verkiezingen voor het bestuur van een stadsdeel.